Architecturen van ruimte en beeld
De Tsjechische ontwerper Josef Svoboda ontwikkelde een anti-illusionistische benadering van podiumontwerp, waarbij hij licht, projectie en film centraal stelde in zijn ontwerpen. Hij was medeoprichter van het Laterna Magika multimediatheater en bedacht het multiscreen Diapolyekran.
De Tsjechische ontwerper Josef Svoboda ontwikkelde een anti-illusionistische benadering van podiumontwerp, waarbij hij licht, projectie en film centraal stelde in zijn ontwerpen. Hij was medeoprichter van het Laterna Magika multimediatheater en bedacht het multiscreen Diapolyekran.
.
Tegen het midden van de 20e eeuw waren de technologieën van elektrische toneelverlichting en projectie goed ontwikkeld en die van videobeelden (televisie) in opkomst. De technische middelen waren beschikbaar voor een radicaal nieuwe benadering van de enscenering van voorstellingen, waarmee de ambities van vroegere theatertheoretici en -beoefenaars zoals Adolphe Appia (Q249) en Edward Gordon Craig (Q325) - een theater van licht, ruimte en beeld.
De Tsjechische scenograaf Josef Svoboda (Q91) trad in 1948 in dienst bij het Nationaal Theater in Praag (Q12648), waar hij zijn rigoureuze aanpak van de scenografie ontwikkelde. Voor Svoboda was elke productie een unieke puzzel om op te lossen, om de ideale oplossing te vinden voor de enscenering van de voorstelling. Hij werkte nauw samen met technici om unieke oplossingen te vinden voor zijn ontwerpvereisten. Zo liet hij zelfs een medewerker van het toneel eierschalen verzamelen bij het ontbijt in een nabijgelegen hotel, omdat de schalen de ideale textuur boden voor het licht op een decorstuk.
Svoboda ontwikkelde technieken voor het gebruik van smalle lichtstralen om ruimtelijke architecturen in de lucht te creëren. Zo creëerden de gordijnen van tegenlicht mediterrane warmte voor Verdi's Siciliaanse Vespers en de spiraal van stijgende stralen voor Wagners Tristan en Isolde. Verlichtingsarmaturen werden speciaal gemaakt voor deze effecten, maar werden al snel in productie genomen voor commerciële verkoop, zo succesvol waren ze (Q13146). Svoboda ontwikkelde zijn gebruik van fysieke materialen op het toneel met het oog op licht. Gazen, stalen gaas, gespannen koorden, spiegels en transparante kunststoffen waren oppervlakken om licht op te vangen en beelden te projecteren. Schijnwerpers (Q3189), die intense lampen met een laag voltage gebruikten, zorgden voor volgspots met zachte randen die de performers overal op het toneel konden benadrukken, zonder de rest van de verlichting en de projectie aan te tasten.
In het Nationaal Theater in Praag was er genoeg stof in de lucht om de lichtbundels zichtbaar te maken, maar toen de producties naar andere, schonere theaters werden verplaatst, werkte Svoboda samen met technologen aan een systeem dat zeer fijne waterdruppels sproeide. De druppels waren statisch geladen en bleven dus in de lucht hangen, totdat de lading werd omgekeerd en de druppels op het toneel vielen, waardoor de lucht "op magische wijze" werd gezuiverd.
Voor Svoboda moet de scenografie dramatisch functioneren, als onderdeel van de zich ontwikkelende actie. Dynamiek was daarom zeer belangrijk in zijn werk, waarbij soms complexe toneelmechanismen kwamen kijken. De vloeibaarheid van licht en beeld waren echter essentieel om deze filosofie waar te maken.
In 1958 werkte Svoboda samen met theaterregisseur Alfréd Radok (Q30556), zijn broer Emil (Q30557) en scenarist Miloš Forman (Q30558) om Laterna Magika (Q16340) te maken ter promotie van de Tsjechoslowaakse cultuur op de internationale tentoonstelling Expo 58. Het project combineerde film met live toneelactie op een projectiesysteem met meerdere schermen en wordt wel het eerste multimediatheater genoemd. Vanaf de start in 1958 ontwikkelde Laterna Magika zich tot een permanent theatergezelschap, waarbij Svoboda in 1973 de rol van artistiek directeur op zich nam. Het gezelschap is nog steeds actief en maakt zowel nieuwe producties als oudere werken.
Het concept van Laterna Magika was het vinden van manieren om een theater te creëren dat alle elementen synthetiseert, in staat om een verhaal te vertellen met behulp van een grotere verscheidenheid aan middelen, met name door multimediaprojectie in combinatie met het werk van live performers op het podium. Het basisprincipe, de interactieve integratie van filmprojectie met beweging en spel, is geleidelijk aangevuld met nieuwe technologieën zoals digitale projectie of nieuwe media, waaronder in real time programmeerbare software. Vanaf het begin hebben de producties van Laterna Magika genres gecombineerd: toneel, dans, pantomime en zwartlichttheater (Q3165). Elke voorstelling heeft een andere manier om toneel en beeld te combineren, maar het basisprincipe blijft: de projectie is meer dan een bewegende achtergrond noch creëert ze louter de schijn van de werkelijkheid. De actie op het toneel is altijd nauw verbonden met de actie op het scherm.
Svoboda heeft ook andere multimediasystemen gecreëerd. Deze technologische experimenten werden ontwikkeld voor tentoonstellingen, maar de resultaten werden later vaak gebruikt in het theater. Deze systemen gebruikten meerdere schermen of driedimensionale objecten als projectievlak voor stilstaande en bewegende beelden. Gecombineerd met een opgenomen muziekscore resulteerde dit in een audiovisuele compositie zonder live performers. Polyekran (letterlijk "meervoudig scherm") werd gepresenteerd op de EXPO 58 in Brussel, tegelijk met Laterna Magika, en beschikte over acht projectieschermen. Polyvision en Diapolyekran werden beide gemaakt voor de EXPO van 1967 in Montreal. Polyvision gebruikte driedimensionale, bewegende decorelementen waarop de beelden werden geprojecteerd, terwijl het Diapolyekran-systeem 112 onafhankelijk roterende schermen had. Deze installaties hadden een blijvende invloed op narratieve cinema, videokunst en interactiviteit.
Svoboda leidde de ontwikkeling van een benadering van zowel scenografie als dramaturgie die architecturen van ruimte, licht en beeld als voornaamste medium gebruikt. Voortbouwend op de theorieën en experimenten van eerdere innovators uit de 20e eeuw liet hij zien hoe de nieuwste theatertechnologieën konden worden ingezet ten dienste van de podiumkunsten.