Daglicht

From CanonBase

De ‘natuurlijke’ staat en hoe die te beheersen

Hoewel de theaters in de Oudheid werden verlicht door daglicht, hadden de Grieken en Romeinen verschillende strategieën om optimaal gebruik te maken van het beschikbare licht ter ondersteuning van de voorstelling.


Het amfitheater bij argos.


Het vroegst bekende Griekse theater is het Dionysustheater (Q7829), aan de zuidkant van de Acropolisklif in Athene, daterend van rond de 6e eeuw v. C. In het begin waren theater open ruimtes waar gedanst en riten gehouden konden worden. Na verloop van tijd werden gemetselde zitplaatsen toegevoegd in een halve cirkel rond de ruimte voor het koor (het orkest). Het theater werd in verschillende fasen uitgebreid om uiteindelijk plaats te bieden aan een publiek van ongeveer 17.000 mensen. Het werd voornamelijk gebruikt tijdens het festival dat eind maart en april werd gehouden. Dit festival vierde aanvankelijk de oogst van het jaar en het einde van de winter, en later vierde het de god van de wijn, Dionysus. Het festival duurde ongeveer een week en was een wedstrijd waarin verschillende toneelstukken van verscheidene toneelschrijvers werden opgevoerd. De eerste dag was gewijd aan processies, op de volgende dag kondigden de toneelschrijvers de stukken aan en werd er een jury aangewezen. Gedurende de vier volgende dagen werden elke dag vier tot vijf drama's opgevoerd en dus was het noodzakelijk om vroeg in de ochtend te starten en pas 's avonds laat te eindigen. Het veranderende licht gedurende de dag was dan ook een belangrijk onderdeel van de ervaring.

Tijdens de vroege ochtenduren maakte het licht enige activiteit inde omgeving mogelijk. Griekse theaters werden gebouwd op hellingen buiten de stad, waarbij de locatie werd gekozen om de noodzakelijke vorm te geven aan de zitbank. Ook het uitzicht over de vallei was belangrijk, want het diende als achtergrond voor het toneel. Er zijn voorbeelden van toneelstukken waarbij de openingstekst gaat over wat er in een vreemd land gebeurt, zodat het mogelijk was om op deze heuvel een groot vuur aan te steken als teken van activiteit in een vreemd land. Later op de voorstellingsdag was het nodig om andere tekens te gebruiken, bijvoorbeeld om aan te geven dat het nacht was in het stuk. Eén manier om dit te doen was om een acteur op te laten komen met een brandende fakkel, als teken van nacht. Een andere manier was om een zwarte of donkere doek in de deuropening van de skene (het gebouw aan de achterkant van het toneel) te hangen. Dit diende als teken voor de nacht dat door het publiek kon begrepen worden.

Er wordt algemeen aangenomen dat de Grieken de theaters zo bouwden dat de trek van de zon langs de hemel in de loop van de dag kon worden benut. Het is waar dat veel theaters zo georiënteerd waren dat het theatergebouw in oost-westelijke richting lag. Het is echter niet zo consequent wat betreft de zitplaatsen voor het publiek, die soms op de zuidelijke helling van de berg en soms op de noordelijke helling werden gebouwd. Er zijn ook ideeën dat de Grieken spiegels gebruikten om licht op het orchestra en de skene te werpen. Er zijn echter geen definitieve bronnen die dit bevestigen. Een waarschijnlijke oorsprong voor dit idee zouden de zogenaamde 'Archimedes' spiegels' kunnen zijn, een voorgesteld wapen tegen oorlogsschepen dat aan Archimedes wordt toegeschreven. Volgens dit idee zouden oorlogsschepen in brand kunnen gestoken worden door meerdere spiegels erop te richten en met de weerkaatsing van de zon een klein brandpunt te concentreren. er zijn echter geen bronnen die bewijzen dat dit ooit kon gebeuren. De Grieken maakten nooit spiegels groter dan handspiegels, en deze hadden een hoog gepolijst bronzen oppervlak, niet het verzilverde glas van moderne spiegels. In het theater daarentegen zouden spiegels gebruikt kunnen zijn om zonnereflecties op het toneel te werpen als een eenmalig effect, en niet om het toneel en de acteurs te verlichten.

De Romeinen probeerden ook de omstandigheden te beheersen die zich voordeden wanneer in hun theaters en amfitheaters buiten voorstellingen werden gegeven. Het grote verschil in constructie tussen de Griekse en Romeinse zalen was dat de Griekse zalen zich op de helling van een berg of heuvel bevonden, terwijl de Romeinen gebouwen bouwden op vlakke grond in het centrum van de stad. Het Griekse theater was open en daardoor kon de wind gemakkelijk door de zaal waaien en zo het publiek koelen. Tegelijkertijd was het erg moeilijk om zonneschermen voor het publiek te plaatsen. In het Romeinse theaters en amfitheater was de situatie omgekeerd. De wind kon veel moeilijker door het gebouw waaien, maar de Romeinen konden hun theatergebouwen en amfitheaters voorzien van zonwerende zeilen (Velarium). Deze zonnezeilen werden ondersteund door touwen die waren gespannen tussen masten langs de omtrek van het gebouw. Deze masten zijn al lang verdwenen, maar hun bevestigingspunten zijn nog steeds zichtbaar, bijvoorbeeld bij het Colosseum in Rome (Q615).

Griekse en Romeinse theaters probeerden zich niet af te sluiten van de buitenwereld: het publiek was zich altijd bewust van het natuurlijke licht, de temperatuur, de wind en het weer. Zij gebruikten veeleer verschillende technieken om die omgeving te beheren en om aan te geven wanneer de werkelijke omgeving afweek van de fictieve wereld van het stuk.

Wikidata