Onderdak of gebouw?
Theaterartiesten werken binnen organisaties en gebouwen die niet altijd geschikt zijn voor hun artistieke doel. Soms richten ze hun eigen gezelschappen op en vinden ze hun eigen ruimtes, om de meest geschikte omgeving voor het creëren van hun werk te creëren.
In de meeste theatergezelschappen heerst een spanning. Enerzijds wordt theater gemaakt door kunstenaars - regisseurs, ontwerpers, acteurs, technologen - die gemotiveerd zijn om te experimenteren, om samen te werken, om in nauwe, persoonlijke relatie met elkaar hun kunst te maken. Anderzijds opereren theatergezelschappen en theatergebouwen als bedrijfsentiteiten, met budgetten, financiers, management, contractuele afspraken, werknemers en wettelijke verplichtingen. Meestal is de bedrijfsidentiteit overheersend en maken kunstenaars zo goed mogelijk werk binnen de institutionele structuren. Soms richten kunstenaars hun eigen gezelschappen op, en leiden die op een nieuwe manier, die beter past bij hun specifieke artistieke ethiek. Twee van dergelijke gezelschappen zijn het Théâtre du Soleil in de Cartoucherie, een voormalige munitiefabriek in het Bois de Vincennes in Parijs, en het Odin Teatret, gevestigd in een voormalige boerderij in Holstebro in Denemarken.
In 1964 arriveerde het jonge gezelschap Odin Teatret op een boerderij in Saerkjaergaard, een buitenwijk van Holstebro, opgericht door Eugenio Barba. De leden waren vier jonge mensen die waren afgewezen van de Staatstheaterschool van Oslo. In de begindagen maakte het straattheater. Tegenwoordig heeft het een vaste en betaalde staf van ongeveer 20 mensen, waaronder acteurs, technici en administratief personeel.
Het Franse theatercollectief Théâtre du Soleil werd in 1964 opgericht door Ariane Mnouchkine. Het internationale gezelschap heeft zijn hoofdlocatie aan de poorten van Parijs, in de oude, verlaten munitiefabriek van Vincennes (La Cartoucherie), waar tegenwoordig ook andere theatergroepen zijn gevestigd. Het Théâtre du Soleil ziet zichzelf als een politiek actief theater dat de maatschappelijke realiteit op een kritische manier wil beïnvloeden. Het richt zich op het theater van het Verre Oosten en de Griekse tragedie, maar ook op de tradities van het volkstheater zoals de Commedia dell'arte.
En in beide ruimtes worden gebieden losgemaakt van het dagelijkse leven. Door de toegangsdeur van beide ruimtes te passeren, krijgt men de indruk een andere ruimte en tijd te betreden, een emotie die Soleil tracht te versterken door een protocol van rituelen, waarvan de eerste het welkom is. Zo verwelkomt Ariane Mnouchkine, de regisseur en 'alma mater' van de groep, het publiek vaak door de entree van de toeschouwers te onderbreken.
Het gevoel deel uit te maken van een gemeenschap, een publiek te vormen, is aanwezig in de zalen van de gezelschappen. Bij de Odin, in een warme, gastvrije sfeer, bekleed met tapijten en met de aanwezigheid van affiches die het leven van het gezelschap tonen. Bij Soleil is de foyer, die tevens de eetzaal is, een bijzonder verzorgde ruimte, die verandert naargelang het opgevoerde werk. Het is misschien dit verlangen om een gemeenschap van publiek en artiesten te creëren dat de reden is om de kleedkamers in de Cartoucherie open te stellen voor het zicht van de toeschouwers, een andere bijzonderheid van de ruimtes van het gezelschap.
Theater is een ruimte en een tijd van ontmoeting, van het publiek met zichzelf en met het kunstwerk. Ook het theaterwerk van de gezelschappen is geconstrueerd als een ontmoeting van genres en theatertradities. Een nieuwe vorm van theater heeft nieuwe soorten theatermakers nodig. De acteurs van Soleil verkennen uiteenlopende technieken: clownerie, commedia dell'arte, kabuki, poppenspel... Kunsten, ambachten, industrie vormen het organische lichaam dat het theater leven geeft.
Het Odin Teatret en het Théâtre du Soleil zijn bouwhuizen. De zalen van de boerderij en die van de Cartoucherie boden de ruimte, de nabijheid die nodig is voor collectief creatief werk. In het Teaterlaboratorium, zoals Eugenio Barba het noemde, en in de Theaterwerkplaats die het Soleil in de Cartoucherie nodig had, kon de structuur van de oude paviljoens worden aangepast om er opslagruimte en werkplaatsen voor decors, kostuums of rekwisieten in onder te brengen. Daarnaast waren er kantoorruimtes, een prachtige bibliotheek en studiecentrum voor theatrale antropologie in het huis van Odin in Holstebro, maar ook keukens en eetzalen. De keuken en eetzalen van de gezelschappen zijn even belangrijk als de werkplaatsen. Misschien zelfs even belangrijk als het podium.
Antoine Vitez heeft in zijn artikel "L'abri ou L'édifice" (De schuilplaats of het gebouw, 1978) heel goed de antithetische toestand weten te schetsen die de architectuur van theaters kan aannemen. Hetzij als gebouw met een "perfect technisch instrument", min of meer monumentaal, een welsprekend teken dat zich wil onderscheiden. Hetzij als schuilplaats die de theatrale activiteit beschut. De zalen van de voormalige boerderij Holstebro, in de loop der tijd uitgebreid, en die van de Cartoucherie boden de door de gezelschappen gezochte schuilplaats. Ze vormden de juiste plaats, klaar om elk podiumvoorstel te ontvangen. Ze vormden een lege, maar geen neutrale, ruimte. De behandeling van de theaterruimte door Soleil vermijdt ook de black box, de tabula rasa. De zalen moeten transformeerbaar zijn, maar mogen geen theatermachine worden. De techniek wordt gebruikt, maar niet tentoongesteld. In het geval van Odin Teatret en Théâtre du Soleil, en andere gezelschappen opgericht door kunstenaars met bijzondere bedoelingen, wordt het theatergezelschap georganiseerd, en de fysieke omgeving ingericht, om de best mogelijke context te vormen waarbinnen het werk kan worden gemaakt.