Vermogen en controle
Op theater- en concertpodia vereist goed geluid het vermogen om het gewenste geluid op de juiste plaats te produceren, onder controle van de geluidstechnicus. De fundamentele methoden om dit te bereiken werden vastgesteld in de jaren 1960.
In Duitsland werd na de Tweede Wereldoorlog veel overheidsgeld geïnvesteerd in de wederopbouw van de theaters die bij de bombardementen waren verwoest. Deze theaters werden uitgerust met de nieuwste technologie, inclusief geluid. Een controlekamer werd achterin de zaal geplaatst, met vrij zicht op het toneel. Deze ruimte werd bemand door de Tonmeister en zijn team. In het Londense West End in de jaren 1950 en 1960 was de situatie heel anders: geluid had geen eigen afdeling, het werd bediend door een junior lid van het toneel management team van backstage, met behulp van een panatrope, of later, reel-to-reel tape machines (D.08). De rol van de geluidsontwerper stond nog in de kinderschoenen.
De musical "Blitz!" van Lionel Bart ging in 1962 in première in Londen. De show - decor, licht en geluid - speelde zich af in East End van Londen tijdens de luchtbombardementen van de Tweede Wereldoorlog en was grootschaliger dan alles wat tot dan toe op West End te zien was geweest. De geluidsontwerper en operator, David Collison, argumenteerde dat hij in de zaal moest zijn om het geluid te regelen, zodat hij de show kon zien en horen en het zeer complexe geluidsplan erin kon integreren. Geen enkele West End geluidsman had ooit eerder front of house gezeten. Aanvankelijk weigerde de producent, maar uiteindelijk werden drie stoelen aan de zijkant van de zaal toegewezen, omdat het duidelijk werd dat de enorme, mobiele decorstukken en de cast van 40 acteurs geen ruimte achter het toneel lieten voor de geluidsman.
Het geluid voor Blitz! was op meerdere manieren vernieuwend. Veertien luidsprekers werden rond het podium en de zaal geplaatst. Collison ontwierp een aangepaste mixer, gebouwd door Stagesound, waarmee hij het geluid van elk van de drie bandrecorders, via vier masterfaders, naar elke combinatie van de luidsprekers kon sturen. De flexibiliteit van dit systeem was op dat moment uniek in West End, waardoor Collison het geluid over het podium kon verplaatsen. Bijvoorbeeld door het geluid van een ondergrondse trein over het podium te sturen. Een apart geluidssysteem zorgde voor de versterking van de zangers, met microfoons vooraan op het podium. Hoewel er in de daaropvolgende decennia nog veel meer ontwikkelingen zouden volgen, vormde het geluid van Blitz! aan het begin van de jaren zestig het toonbeeld van theatergeluid zoals we dat nu kennen. De operator in de zaal, die kan horen wat het publiek hoort, een luidsprekersysteem dat geluid met precisie ruimtelijk kan lokaliseren en meerdere geluidsbronnen die worden gemengd en naar een willekeurige combinatie van luidsprekers worden geleid.
Deze periode was ook belangrijk voor het geluid van rockconcerten. Tot eind jaren zestig gebruikten bands versterkers voor hun gitaren en zangmicrofoons. Met de versterkers aan de achterkant van het podium kon de zang niet harder worden gezet zonder geklaag te veroorzaken, waardoor de luidheid van het hele systeem werd beperkt. Kolomluidsprekers, met verschillende drivers, werden toegevoegd, maar het lage vermogen van de beschikbare versterkers was nog steeds een beperking. In 1965 speelden de Beatles in het Shea Stadium in New York - het eerste stadionrockconcert - en werden volledig overstemd door de schreeuwende menigte. In Engeland was Charlie Watkins van WEM op zoek naar een versterker met meer vermogen. RCA had onlangs een 100 W transistorversterker geïntroduceerd, en Watkins had, in samenwerking met zijn collega's, het idee om tot tien van deze versterkers te combineren, om zo een vermogen van 1000 W te bereiken. Hij testte de nieuwe versterkers op het jazzfestival van 1967 in Windsor, UK, en dreef tien van zijn grootste luidsprekers aan, plus 20 kolomluidsprekers, plus hoorns voor de hoge frequenties en basluidsprekers. Het was de grote doorbraak die hij voor ogen had.
Het nieuws verspreidde zich snel. Watkins kreeg aanvragen voor systemen van Rod Stuart, Pink Floyd en vele anderen. Toen Bob Dylan in 1969 een concert gaf op het Isle of Wight festival, stond hij er op dat hij het geluidssysteem achteraf zou kopen. In hetzelfde jaar verzorgde Watkins het geluid voor de Rolling Stones in Hyde Park in Londen, waarbij hij het geluid mixte vanaf de zijkant van het podium. Mick Jagger vroeg Watkins om met de band te toeren en zei dat de mengpositie in het midden van het publiek moest zijn. Jagger liet zelfs een speciaal steigerplatform ontwerpen voor de geluidscontrolepositie. Rond dezelfde tijd introduceerde Watkins de foldback op het podium, zodat de bands zichzelf en elkaar duidelijk konden horen.
Net als bij het theatergeluid waren tegen het einde van de jaren zestig de belangrijkste componenten van het geluid voor live muziek aanwezig: backline voor de gitaren, hoofd PA-luidsprekers met bas-, midden- en hoge kasten, elk geoptimaliseerd voor de taak, aangedreven door krachtige versterkers. De hoofdmix voor het publiek werd bediend vanuit een positie vooraan in de zaal en een aparte foldback-mix voor de band. Zowel in het theater als op het concertpodium werd aan het eind van de 20e eeuw de geluidsproductie verder ontwikkeld en verfijnd, met veel technische innovaties, maar gebaseerd op de modellen uit de jaren zestig.